De sprint is afgelopen als de wielrenner weer stilstaat. In een (x,t)-diagram is dit als de grafiek weer horizontaal loopt. Dit is in deze grafiek na 13 s.
= s/t. Invullen van de afgelegde afstand (94 m) en de totale tijd (13 s) geeft v
. Afgerond 7,2 ms
.
Eenparig is de beweging zeker niet: Dan zou de x,t-grafiek namelijk een schuine recht lijn moeten zijn. Voor eenparig versneld zou de grafiek over het hele stuk steeds steiler moeten gaan lopen en voor eenparig vertraagd zou de grafiek over het hele stuk steeds minder steil moeten gaan lopen. Ook allebei niet het geval. De beweging is dus geen van allen.
De maximale snelheid bereikt de sprinter op het moment dat de (x,t)-grafiek op zijn steilst loopt. Dit is rond t = 6,5 s. De snelheid op dit tijd stip kan bepaald worden met een raaklijn (zie figuur hieronder). Snelheid volgt uit v = Δx / Δt = 100 m / 7,1 s = 14,08 ms
. Afgerond 14 ms
.
Eerder gestelde vragen | Sprint
Op maandag 4 mei 2020 om 08:51 is de volgende vraag gesteld
Foutje in je tekst: bij d staat fietser, moet zijn 'sprinter'.
:-)
Erik van Munster reageerde op maandag 4 mei 2020 om 23:29
(net veranderd, dank)
Op vrijdag 15 mrt 2019 om 12:44 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Hoezo wordt er bij vraag b geen gebruik gemaakt van Vgem=(Vbegin-Veind)/2. Dit komt op een antwoord van v=3,6. Ik verwachtte hier dat, omdat de snelheid niet constant is, Vgem berekend moest worden. Hoe bepaal ik of ik V of Vgem moet berekenen bij een niet eenparige beweging?
Ik hoor nog graag van u!
Erik van Munster reageerde op vrijdag 15 mrt 2019 om 20:11
Vgem=(vbegin + veind)/2 kun je inderdaad gebruiken om de gemiddelde snelheid gebruiken, maar niet hier.
Deze formule geldt namelijk alleen als de snelheid regelmatig verandert, dat wil zeggen bij een eenparig versnelde beweging. Dit is dit niet zo (zie vraag c)