Uit de grafiek lezen we af dat voor het afleggen van een afstand 2,0*c een tijd van 10,0 s nodig is. Snelheid is dus
v = 2,0*c / 10,0 = 0,20c. Dit is 20% van de lichtsnelheid.
Opgave b
Uit de grafiek lezen we af dat gebeurtenis A voor de stilstaande waarnemer plaatsvindt op t = 4,6 s.
Opgave c
Zie afbeelding hieronder. Het aflezen van de tijdas van de bewegende waarnemer (t') gebeurt niet in de x-as richting maar in de richting parallel aan de ruimteas van de bewegende waarnemer. Voor de bewegende waarnemer blijkt gebeurtenis A samen te vallen met t'= 4,0 s.
(Dit is de de tijd zoals afgelezen door de bewegende waarnemer op zijn eigen klok)
Opgave d
Voor het bewegen met de helft van de lichtsnelheid vinden we voor de gammafactor
γ = 1 / √(1 - v2/c2) = 1 / √(1 - 0,52) = 1,1547
De tijd van de bewegende waarnemer verstrijkt voor de stilstaande waarnemer dus een factor 1,1547 langzamer. Als er voor de bewegende waarnemer 4,0 s is verstreken is er op de klok van de stilstaande waarnemer al 4,0 · 1,1547 = 4,6188 s verstreken. Afgerond inderdaad 4,6 s.
Opgave e
Zie afbeelding hieronder. Volgens de bewegende waarnemer zit er 2,0 s tussen A en B. Op de klok van de bwegende waarnemer vindt gebeurtenis B dus plaats op t' = 4,0 + 2,0 = 6,0 s. Wanneer kijken welke tijd dit is op de tijdas van de stilstaande waarnemer komen we op t= 6,9 s. Er zit op de klok van de stilstaande waarnemer dus 6,9 - 4,6 = 2,3 s tussen beide gebeurtenissen.
Wannneer we het uitrekenen komen we op hetzelfde uit. 2,0 · γ = 2,0·1,1547 = 2,3094s. Afgerond ook 2,3 s.
Vraag over opgave "Tijddilatatie"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.
Eerder gestelde vragen | Tijddilatatie
Op woensdag 24 jan 2018 om 15:03 is de volgende vraag gesteld Het antwoord bij opdracht A klopt volgens mij niet, want in de vraag wordt gesteld dat de waarnemer met 50% van de lichtsnelheid reist, terwijl in het antwoord wordt beweerd dat het 20% is.
De grafiek laat ook zien dat het per 2 seconden 1C heeft afgelegd, in dat geval klopt 50%, want 1C/2= 0,5C
Erik van Munster reageerde op woensdag 24 jan 2018 om 16:26 Dag Bradley,
Klopt, had inderdaad 50% moeten staan zoals ook in de opgave zelf staat. Heb het inmiddels aangepast en het staat er nu goed. Dank voor je opmerking...