Voor een eenparige beweging geldt v = s/t. Voor de tijd die over een bepaalde afstand gedaan wordt geldt t = s/v. De afstand die het licht aflegt is in totaal 6,0 m (naar boven en naar beneden). De snelheid is de lichtsnelheid (zie BINAS tabel 7). We vinden dan
t = 6,0 / 2,99792458·108 = 2,00138·10-8 s
Afgerond is dit 20 ns.
Opgave b
De trein beweegt met 60% van de lichtsnelheid. Dit is 0,60·2,99792458·108 ms-1. Met s=v·t volgt voor de door de trein afgelegde afstand
s = 0,60·2,99792458·108 · 25·10-9 = 4,49689 m
Afgerond is dit 4,5 m.
Opgave c
Zie afbeelding hieronder. Lichtstraal D vormt de schuine zijde van een driehoek. L is de hoogte van de trein, d is de helft van de afstand die de trein heeft afgelegd tijdens het experiment. d = ½· 4,49689 = 2,248445 m. Met de stelling van Pythagoras vinden we
D = √ (3,02 + 2,2484452) = 3,74907 m
De afstand die de lichtstraal aflegt tijdens het experiment is twee keer D. De totaal afgelegde afstand is dus 2·3,74907 = 7,49813 m. Afgerond is dit 7,5 m.
Opgave d
Oscar meet een tijd van 25 ns. In deze tijd legt het licht een afstand af van
s = v·t = 2,99792458·108 · 25·10-9 = 7,49481 m
Afgerond is dit 7,5 m en dus gelijk aan de afstand die we in de vorige vraag gevonden hebben.
Vraag over opgave "Trein"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.