De formule luidt F=C·u. Invullen van C = 120 Nm-1 en u = 0,120 m geeft F = 14,4 N.
Opgave b
Aan het begin (u = 0 cm) is de kracht 0 N, aan het eind (u = 12 cm) is de kracht 14,4 N. Gemiddeld is de kracht over de afstand van 0 tot 12 cm uitrekking dus (14,4 + 0)/2 = 7,2 N.
Opgave c
De formule W = F·s mogen we alleen gebruiken als F constant is. Als F niet constant is, zoals hier, moeten we voor F de gemiddelde kracht invullen. Invullen van Fgem = 7,2 N en s = 0,12 m geeft W = 0,864 J. Afgerond 0,86 J.
Opgave d
De formule luidt F=C·u. Invullen van C = 120 Nm-1 en u = 0,24 m geeft F = 28,8 N. Aan het begin (u = 0 cm) is de kracht 0 N, aan het eind (u = 24 cm) is de kracht 28,8 N. Gemiddeld is de kracht over de afstand van 0 tot 24 cm uitrekking dus (28,8 + 0)/2 = 14,4 N. Invullen van Fgem = 14,4 N en s = 0,24 m geeft W = 3,456 J. Afgerond 3,5 J.
Opgave e
De kracht die op een veer moet worden uitgeoefend om hem een uitrekking u tegeven is
F = C·u
De gemiddelde kracht tijdens het uitrekken is de helft hiervan dus
Fgem = ½· C·u
Voor de arbeid geldt W = F·s. Invullen van F = Fgem en s = u geeft
W = Fgem·u = (½· C·u)·u = ½· C·u2
Vraag over opgave "Veer"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.
Eerder gestelde vragen | Veer
Op zaterdag 14 sep 2019 om 19:16 is de volgende vraag gesteld Vraag C en D zijn precies zelfde vragen maar met andere formules berekend, hoe komt dat? ik ben een beetje in de war hierdoor en begrijp niet waarom er twee verschillende manier zijn?
Erik van Munster reageerde op zaterdag 14 sep 2019 om 22:27 Vraag C en D zijn inderdaad hetzelfde (de arbeid berekenen voor een bepaalde uitrekking). De manier waarop je het doet is ook hetzelfde:
1: kracht uitrekenen als de veer is uitgerekt.
2: gemiddelde kracht tijdens het uitrekken uitrekenen.
3: Arbeid uitrekenen met W=F*s
Verwarring komt misschien omdat bij vraag C de stappen 1 en 2 al eerder gedaan zijn (namelijk bij vraag A en B). Bij vraag D gebeuren alle stappen in een keer.
Edmund Niessen vroeg op dinsdag 4 apr 2017 om 10:26 bij vraag a is er toch een antwoord in 3 significante cijfers ? Immers 12,0 cm is 0,120 m en kracht is 14,4 N ? En dit werkt dat toch door naar alle antwoorden van deze vraag. Die moeten dan toch gegeven worden met 3 significante cijfers ? Of doe ik iets fout ?
Excuses voor het feit dat ik steeds vrij onbenullige vragen stel, maar ik ben bang om hiermee punten te verspelen op het examen.
Erik van Munster reageerde op dinsdag 4 apr 2017 om 10:42 Klopt. Moet inderdaad op drie significantie cijfers. Heb het hierboven aangepast.
(Overigens geldt bij het eindexamen de regel dat je één significant cijfer meer of minder mag hebben in je antwoord zonder dat het fout gerekend wordt)