F de resulterende kracht op een voorwerp (N) m de massa van het voorwerp (kg) a de versnelling van het voorwerp (ms-2)
Voor de versnelling volgt hieruit
a = F/m
Invulllen van F = 10 N en m = 2,0 kg geeft
a = 10/2,0 = 5,0 ms-2.
Opgave b
Een ton is gelijk aan 1000 kg (zie BINAs tabel 5). Invullen van F = 45000 N en m = 230000 kg in bovenstaande formule geeft a = 0,19565 ms-2. Afgerond is dit 0,20 ms-2.
Opgave c
De twee krachten zijn tegengesteld van richting. Resulterende kracht is een kracht van 30 - 21 = 9 N naar rechts. Invullen met m = 12 kg in bovenstaande formule geeft a = 0,75 ms-2.
Opgave d
In de vraag staat dat de parachutist met constante snelheid beweegt. Dit betekent dat de snelheid niet toe- of afneemt en dus dat de versnelling 0 ms-2.
(Volgens de 2e wet van Newton betekent dit dat de resulterende kracht 0 N is. De zwaartekracht wordt dus gecompenseert door een andere, tegengestelde, kracht. In het geval van een parachute is dit de luchtweerstand).
Vraag over opgave "Versnelling"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.