De resulterende kracht is 34 - 8,0 = 26 N in de beweegrichting.
Opgave b
Uit de tweede wet van Newton (F=m·a) volgt a = F/m. Invullen van F=26 N en m=65 kg geeft a = 0,40 ms-2.
Opgave c
Een versnelling van 0,40 ms-2 betekent dat de snelheid elke seconde toeneemt met 0,40 ms-1. 20 km/h is omgerekend naar ms-1 gelijk aan 20/3,6 = 5,55556 ms-1. Om deze snelheid te bereiken vanuit stilstand duurt dus 5,55556 / 0,40 = 13,88889 s. Afgerond 14 s.
Opgave d
De totale wrijvingskracht die Ronald ondervindt is nu 8,0 + 24 = 32 N. Als hij blijft trappen met een voorwaartse kracht van 34 N blijft er een resulterende kracht over van nog maar 2 N over in plaats van 26 N toen hij vanuit stilstand vertrok. De versnelling die Ronald ondergaat is dus ook veel kleiner. Zijn snelheid zal nog maar heel langzaam toenemen.
Opgave e
Zijn snelheid zal nog toenemen maar wel steeds langzamer. Met het toenemen van zijn snelheid neemt ook de luchtweerstand toe. Op een gegeven moment is de totale wrijvingskracht die Ronald ondervindt gelijk aan zijn voorwaartse kracht en is de resulterende kracht 0 N. Op dit moment is er geen versnelling meer en zal de snelheid van Ronald constant blijven.
Vraag over opgave "Wegfietsen"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.