Inloggen

Deeltje in een energieput

Een deeltje wat zich in een diepe put bevindt (ook wel deeltje-in-een-doos of een energieput genoemd) kan alle snelheden hebben en dus ook alle kinetische energieen. Wanneer het deeltje quantumeffecten vertoont blijkt dat maar bepaalde energiën zijn toegestaan. Dit komt omdat het deeltje beschouwd moet worden als een staande golf. Net zoals bij een staande golf in een snaar zijn maar bepaalde vormen toegestaan. Er moet altijd een knoop liggen op de uiteinden. De grootte van de put bepaald dus de vorm van de toegestane golfvormen en daarmee ook de ligging van de verschillende energieniveaus.
FAQ
31 7450
0:00 Start
0:05 Wat is een energieput?
0:48 Passende golfvorm
1:12 Staande golf
2:50 n=1,2,3…
3:11 En = n2h2/8mL2
3:49 Energiediagram
5:07 Samenvatting

Voorkennis

Golffunctie, staande golven

Formules

 
Opgesloten deeltje En = energie (J)
n = niveau (1,2,3,…)
h = 6,62606957·10-34 Js
m = massa (kg)
L = breedte put (m)

Moet ik dit kennen?

De stof in videoles "Deeltje in een energieput" hoort bij:

HAVO:       geen examenstof
VWO: : Centraal examen 2025 (CE)


Test jezelf - "Deeltje in een energieput"

Maak onderstaande meerkeuzevragen, klik op 'nakijken' en je weet meteen de uitslag. Als je één of meer vragen fout hebt moet je de videoles nog maar eens bekijken.
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
De golffunctie van een deeltje in een put valt het best te vergelijken met het gedrag van een …

Een elektron zit opgesloten in een gebiedje van 0,10 nm. Wat is de energie van het laagst mogelijke energie-niveau voor dit elektron?

Welk golflengte is nodig om het elektron uit de vorige vraag van het grondniveau naar de eerste aangeslagen toestand te brengen?

slinger
snaar
buis met open uiteinden
0 J
6,0·10-18 J
6,0·10-28 J
11 nm
230 nm
430 nm


Extra oefenmateriaal?

Oefenopgaven over het onderdeel quantumfysica vind je in:
FotonQuantumAtoomfysicaVWO.pdf

Examenopgaven

Recente examenopgaven waarin "Deeltje in een energieput" een rol speelt (havo/vwo):
Ramsauer en Townsend (v), Qled-tv (v), Wortel en mango (v), Sirius B als Quantumsysteem (v), Trillingen binnen een molecuul (v), Kleurstof in een CD-R (v), Kleurstoflaser (v),

CCVX-opgaven waarin "Deeltje in een energieput" een rol speelt (havo/vwo):
Quantumwereld,

Vraag over videoles "Deeltje in een energieput"?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Deeltje in een energieput

Op dinsdag 17 sep 2024 om 12:39 is de volgende vraag gesteld
Dit betekent dat met n=1,2,3,etc. het altijd hetzelfde elektron is, maar op verschillende energieniveaus, dus in de vorm van een golf met meerdere buikpunten of een golf met slechts één buikpunt (minder buikpunten) ...?
Is n=1 hier ook de grondtoestand, dus zonder energie-input zou het elektron altijd trillen in een golf van 0,5 lapda? Alleen fotonen zouden het naar n=2,3,... verhogen?
Gewoon voor de zekerheid: Dat zou betekenen dat het hoogste energieniveau onderaan de put zit. Waarom is dat het geval? Is het niet de bedoeling dat het elektron uit de put ontsnapt?

Alvast bedankt!


Bekijk alle vragen (31)



Op dinsdag 27 sep 2022 om 13:08 is de volgende vraag gesteld
Beste,
Wat is het verschil precies tussen foton energie en niveau energie?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 27 sep 2022 om 16:33
Energieniveaus van een bepaald atoom liggen vast en zijn, voor die atoomsoort, altijd hetzelde.

Fotonenergie van een uitgezonden of geabsorbeerd foton is gelijk aan het verschil tussen twee energieniveaus.


Op vrijdag 22 apr 2022 om 11:44 is de volgende vraag gesteld
U zegt dat er verschillende golven in de put passen. Is dan maar 1 van de mogelijkheden een elektron?

Erik van Munster reageerde op vrijdag 22 apr 2022 om 12:07
Nee het zijn de verschillende mogelijkheden waarop een elektron in de put past. Een elektron is een golf en er zijn verschillende golfvormen die het elektron kan aannemen in een put.

(Overigens kan het ook over een ander deeltje dan een elektron gaan maar dan zijn de golfvormen de mogelijkheden waarop dát deeltje in de put kan passen.)

Op vrijdag 22 apr 2022 om 14:50 is de volgende reactie gegeven
Wat maakt een bepaalde golf dan een elektron?

Erik van Munster reageerde op vrijdag 22 apr 2022 om 15:46
Het is niet zo dat je aan een golf kunt zien wat voor deeltje het is. Het soort deeltje is een gegeven. Bij een atoom is het deeltje dat 'in het atoom' gevangen zit bv altijd een elektron.


Op zaterdag 19 feb 2022 om 15:13 is de volgende vraag gesteld
Bij vraag 3 van de 'Test jezelf' had ik de formule golflengte = 2L/n gebruikt, die u had gegeven in het filmpje. Waarom is dit fout?

Erik van Munster reageerde op zaterdag 19 feb 2022 om 15:57
De formule λ = 2L/n met n=2 kun je prima gebruiken alleen moet je de golflengte die je dan berekent daarna omrekenen naar energie met E =hc/λ. En daarna moet je nog berekenen hoe groot het verschil is tussen deze energie en de energie van de grondtoestand (vraag 2).

Kortom: formule is niet fout maar λ is niet wat er hier gevraagd wordt. Vandaar.


Op zaterdag 11 jan 2020 om 20:15 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,

Deze formule (E=n^2h^2/8mL^2) in de videoles gaat over een deeltje dat opgesloten zit in een put? Maar wat betekent dit nou? Ik kan het wel toepassen, maar heb geen idee wat ik er nou mee moet. Dat een elektron om een kern zich in verschillende aangeslagen toestanden kan bevinden snap ik wel. Het elektron zit dan soortevan gevangen in het atoom. De formule voor waterstof is (E= -13,6/n^2). Kan je nou ook voor andere atomen zo'n formule opstellen? Maar wat heb ik nou precies aan (E=n^2h^2/8mL^2)? Heeft dat ook te maken met aangeslagen toestanden rond de kern? Moet ik die energie gebruiken om de golflengte te berekenen of iets dergelijks? Ik weet echt niet zo goed wat ik moet met een deeltje in een put. Als ik ermee moet rekenen vind ik het fijn als ik snap wat de bedoeling is. Groetjes

Erik van Munster reageerde op zaterdag 11 jan 2020 om 21:51
En=-13,6/n^2 gaat alléén over waterstof. Andere atomen hebben een véél ingewikkelder energiediagram en de formules die hierbij horen hoef je niet te kennen.

De formule voor een energieput gaat over een deeltje opgesloten in een put met rechte wanden. Dit lijkt op een atoom maar het is wat anders en het gaat dus niet over een kern waar zich een elektron bij bevindt.

Net zoals een atoom is er bij een opgesloten deeltje ook maar een bepaald aantal energieniveaus mogelijk. Dit hangt oa af van de massa van het deeltje en de grootte van de put. Met de formule reken je de hoogte van deze energieniveaus uit.

Op zondag 12 jan 2020 om 11:35 is de volgende reactie gegeven
Maar wat kan je ermee als je die energieniveaus hebt uitgerekend? Wat betekent het? Golflengte berekenen van de staande golf? En over wat voor soort deeltje/golf gaat het?

Erik van Munster reageerde op zondag 12 jan 2020 om 13:20
Als je de energieniveaus eenmaal weet kun je uitrekenen welke fotonenergie je nodig hebt om van het ene naar het andere niveau te gaan. Je weet dan ook welke kleuren licht worden geabsorbeerd en uitgezonden. Je weet dan dus het spectrum dat er bij hoort.

Het kan over verschillende deeltjes gaan. Bv over een elektron dat opgesloten zit in een molecuul. Of een proton dat gevangen zit in een atoomkern. Meestal krijg je bij opgaven die hierover gaan wel uitleg over wat voor soort situatie en wat voor soort deeltje het gaat.

Op zondag 12 jan 2020 om 13:40 is de volgende reactie gegeven
Super bedankt!!

Op zaterdag 25 jan 2020 om 13:14 is de volgende reactie gegeven
Beste Erik, Als een elektron zit opgesloten in een atoom. Is de onbepaaldheid van plaats dan als het ware de straal van het atoom en niet de diameter? Van in mijn boek delen ze de omvang van het atoom door twee om de onbepaaldheid van plaats te bepalen. En bij het doosjesmodel zeggen ze dat de onbepaaldheid van plaats in de grondtoestand L/2 is. Waarom is dat? Waarom is dat? L of labda/2 dacht ik, maar dat is dus niet zo.

Erik van Munster reageerde op zaterdag 25 jan 2020 om 14:27
Dat de onzekerheid niet de diameter van het atoom is of de grootte van de put (L) komt omdat de amplitude van de golffunctie binnen het atoom en de put niet constant is. Aan de rand is de amplitude heel laag en in het midden hoog. De kans om het deeltje aan de rand aan te treffen is dus veel lager dan de kans om het in het midden aan te treffen. Vandaar dat de onzekerheid in de plaats meestal kleiner is dan het hele gebied waar het elektron in theorie zou kunnen zijn.

Als de amplitude wél constant zou zijn in het hele atoom of de hele put zou de onzekerheid wél de hele atoomdiameter of putgrootte zijn.

Op zaterdag 25 jan 2020 om 19:35 is de volgende reactie gegeven
Is het dan altijd delen door 2? Het staat in mijn boek alsof ik het moet weten.

Op zaterdag 25 jan 2020 om 19:36 is de volgende reactie gegeven
Is er een formule waaraan ik dat moet kunnen zien?

Erik van Munster reageerde op zaterdag 25 jan 2020 om 20:52
Nee het is niet persé delen door twee. Het hangt af van de precieze vorm van de golffunctie en is niet iets wat je moet kunnen.

Belangrijkste om te onthouden is dat Δx evenredig is met L of met de grootte van het atoom. Als dit groter wordt, wordt Δx ook groter.


Op woensdag 24 apr 2019 om 22:06 is de volgende vraag gesteld
Hallo Erik,

Is de n die in de formule wordt gebruikt altijd gegeven in de vraag?

Bij voorbaat dank.

Erik van Munster reageerde op donderdag 25 apr 2019 om 00:03
Nee, soms moet je hem uitrekenen of kun je er op een andere manier achter komen.


Op zaterdag 6 apr 2019 om 21:36 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik ,
In mijn schoolboek wordt deze formule (E=n^2h^2/8mL^2) in verband gebracht met E= -13,6/n^2. Er wordt gezegd dat deze beiden informatie geven over de energie op een bepaalde aangeslagen toestand.hoe kan het dan dat E omgekeerd evenredig is met n^2 en de ander recht evenredig ermee is?
Wat is het verschil tussen deze formules?
Mijn tweede vraag is, bij een staande golf is de buik dan de plaats waar de kans het grootst is om het elektron aan te treffen?

Groetjes

Erik van Munster reageerde op zaterdag 6 apr 2019 om 21:43
Allebei de formules gaan over een deeltje dat is opgesloten in een kleine ruimte (dat is de overeenkomst tussen de twee).

Het verschil:

De ene formule (E=n^2h^2/8mL^2) gaat over de energie van een deeltje dat zit opgesloten in een rechte oneindig diepe put. Een put met loodrecht wanden.

De andere formule (E= -13,6/n^2) gaat over de energie van een elektron dat zit opgesloten in een waterstofatoom. Dit is géén put met oneindig hoge rechte wanden. In plaats hiervan neemt de hoogte van de energiebarriere naar de randen toe geleidelijk toe.

Over je 2e vraag: Ja op de plaats van de buik is de amplitude het hoogst en hier is de kans om het deeltje aan te treffen dus ook het grootst.

Op zondag 7 apr 2019 om 10:50 is de volgende reactie gegeven
Super, heel erg bedankt!!


Op zaterdag 30 mrt 2019 om 12:03 is de volgende vraag gesteld
Beste,

Waarschijnlijk interpreteer ik het verkeerd, maar al heb je bijvoorbeeld meerenergie dan het verschil tussen 4 en 5 moet zijn, kan je dan wel van de orde van 4 naar de orde van 5 gaan en dat er dan het verschil aan energie vrij komt (Ek=Ef-Eu). Of moet het energieverschil precies het verschil tussen 4 en 5 zijn om naar de volgende orde te kunnen gaan. Ik hoor graag van u, alvast bedankt voor de moeite

Erik van Munster reageerde op zaterdag 30 mrt 2019 om 13:23
Als het gaat over een atoom wat wel of niet een foton absorbeert:

Ja. De fotonenergie moet precies gelijk zijn aan het verschil tussen n=4 en n=5. Als de fotonenergie groter is wordt het niet geabsorbeerd.

(Bij het helemaal vrij maken van elektronen (ioniseren) kan het trouwens wel dat er een grotere fotonenergie is. De resulterende energie wordt dan omgezet in kinetische energie. Dit gebeurt bv bij het fotoelektrisch effect)


Op dinsdag 19 mrt 2019 om 19:36 is de volgende vraag gesteld
Hoi Erik,

Ik snap niet waarom ik labda= 2 x L moet doen indien een elektron zich in een eendimensionaal doosje bevindt met L=1,0x10^-10m en ik voor de grondtoestand de grootte van de impuls van het elektron moet berekenen.

Ik snap dat bij de grondtoestand de golf een halve golf is maar ik snap de relatie niet tot de 2 in de berekening?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 19 mrt 2019 om 20:34
Als in de grondtoestand de putlengte (L) een halve golflengte is dan is dit in formulevorm.

L = 0,5 * lambda

Alletwee de kanten met 2 vermenigvuldigen geeft

2*L = lambda

Vandaar dus...

Op dinsdag 19 mrt 2019 om 21:47 is de volgende reactie gegeven
Beste Erik ik snap het nog steeds niet :'(((((

Waarom moet je beide kanten met 2 vermenigvuldigen? Ik zie het gewoon niet in denk ik?

Erik van Munster reageerde op woensdag 20 mrt 2019 om 07:23
Je doet keer 2 omdat je lambda wil weten. Je wilt een formule waar staat lambda=.....

Maar er staat aan de rechterkant niet lambda maar 0,5*lambda. Om die factor 0,5 kwijt te raken vermenigvuldig je met 2.

Heeft dus meer te maken met wiskunde en het omschrijven van formules.


Op dinsdag 19 mrt 2019 om 19:16 is de volgende vraag gesteld
Hoi Erik,

Als ik de formule Ef= 3hkwadraat / 8mLkwadraat gebruik waarbij ik de L wil uitrekenen kom ik niet op hetzelfde getal uit als in mijn antwoordenboek. Doe ik iets verkeerd? Is er een speciale manier om dit in te toetsen op je rekenmachine (Casio fx-82ms)? Voorbeeld: Wortel 3 x (6,626 x 10^-34) kwadraat/ 8 x 9,109 x 10^-31 x 0,497 x 10^-18 = 6,03 x 10^ -10 m.

Erik van Munster reageerde op dinsdag 19 mrt 2019 om 20:38
Op de casio fx82ms gebruikt je voor wetenschappelijke notatie de EXP-toets (helemaal onderaan) en niet *10^

Je typt voor de constante van Planck (h):

6,626 EXP (-) 34

Probeer eens of het hier aan ligt

Op dinsdag 19 mrt 2019 om 21:49 is de volgende reactie gegeven
Super super stom maar ik weet al waar het aan ligt.. ik heb het allemaal niet tussen haakjes gedaan! Bedankt voor de reactie!


Op zondag 17 mrt 2019 om 21:43 is de volgende vraag gesteld
Wat wordt er bedoelt met ´bij een rechte energieput liggen de niveaus verder uit elkaar bij hogere n´ ?

Erik van Munster reageerde op maandag 18 mrt 2019 om 13:56
Dat zie je in de videoles vanaf 3 min 50. Je ziet daar dat in het energiediagram dat bovenin de niveaus verder uit elkaar liggen dan onderin. Dat wordt er mee bedoeld.


Op donderdag 14 mrt 2019 om 15:06 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,

Als een elektron in het energieniveau n=2 bevindt. Waarom kan, als je gaat meten, het deeltje zich nooit op de knopen van de golf bevinden?

Erik van Munster reageerde op donderdag 14 mrt 2019 om 19:47
Dit heeft te maken met de betekenis van de golf. De amplitude van de golf betekent namelijk “de kans om het deeltje op die plaats aan te treffen bij een meting”

Op de knopen van een staande golf is de amplitude nul en is de kans om het deeltje daar aan te treffen ook nul.


Op dinsdag 5 mrt 2019 om 14:14 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,

Waarom is impulsoverdracht kenmerkend voor een deeltje? Mijn boek gebruikt dit als uitleg waarom een elektron ook een deeltje kan zijn.
Groetjes

Erik van Munster reageerde op dinsdag 5 mrt 2019 om 14:58
Stel: een knikker botst tegen een andere (stilliggende) knikker. Deze stilliggende knikker zal dat gaan bewegen. Dit heet impulsoverdracht. Impuls kun je zien als de mate van beweging die iets heeft. Dit wordt bij een botsing overgedragen.

Dit is iets dat typisch is voor deeltjes (zoals knikkers). Vandaar dat het optreden van impulsoverdracht gezien wordt als een aanwijzing dat iets als deeltje moet worden gezien.


Op zaterdag 19 jan 2019 om 17:01 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
In de ene filmpje zegt u dat een elektron een deeltje is en in de andere dat het een golf is , hoe weet ik op de toets hoe ik het moet zien?

Erik van Munster reageerde op zaterdag 19 jan 2019 om 17:15
Klopt, in sommige situatie moet je een elektron als deeltje zien (een dingetje met een plaats en een snelheid). In andere situaties moet je het als een golf zien (met een golfvorm en energieniveaus).

Als het gaat om een elektron binnen een atoom of een elektron wat op een andere manier opgesloten zit moet je het als golf zien.

Als het een elektron met een bepaalde snelheid is bijvoorbeeld omdat het is weggeschoten in een versneller kun je het het beste als een deeltje zien.


Op maandag 26 nov 2018 om 18:09 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,

- Uit uw filmpje blijkt dat de energieniveaus verder uit elkaar liggen bij hogere waardes van n, terwijl ik heb geleerd dat bij hogere waardes van n de energieniveaus juist dichter bij elkaar komen liggen... Of geldt dit alleen bij de energieput voor waterstof?
- Met wat voor soort energie hebben we hier te maken? Is het de kinetische energie van het elektron in de put? Of de elektrische energie (wat in het geval van de energieput voor waterstof zo is)?

Bedankt alvast!

Erik van Munster reageerde op maandag 26 nov 2018 om 18:59
Over je eerste vraag. Dat de niveaus duchter bij elkaar komen te liggen geldt inderdaad voor waterstof. Bij een “rechte” energieput liggen de niveaus juist verder uit elkaar bij hogere n.

De “soort” energie is lastiger te beantwoorden. Een elektron is hier geen deeltje met een bepaalde snelheid en ook niet een lading die zich op een bepaalde plaats bevibdt en daarom een bepaalde elektrische energie bezit. Je kunt het het beste beschouwen als de totale energie die het elektron heeft. Het veranderen hiervan gaat is stapjes (van de ene n naar de andere n) en hiervoor moet altijd een bepaalde energie toe- of afgevoerd worden.


Op woensdag 20 jun 2018 om 14:01 is de volgende vraag gesteld
Hallo Erik,
Bij het foto-elektrisch effect is het zo dat wanneer de foton energie groter is dan de uittree-energie, het elektron vrij kan komen en dat het verschil tussen de foton energie en de uittree-energie aan het elektron wordt meegegeven als kinetische energie. In dit filmpje heeft u het over dat de golflengte precies moet passen met het de energie tussen de niveaus. Klopt het dat als de energie van een foton hier hoger is dan de energie die nodig is om van n=1 naar n=2 te verspringen het niet gebeurt omdat het niet precies overeenkomt? Waarom niet?

Erik van Munster reageerde op woensdag 20 jun 2018 om 15:38
Dat klopt, bij het foto-elektrisch effect hoeft de energie niet gelijk te zijn en wordt het verschil kinetische energie. Bij een deeltje in een energieput moet de energie wél precies gelijk zijn.

Dit komt omdat er bij het foto-elektrisch effect een elektron vrijkomt en uit het atoom ontsnapt. Omdat dit een vrij elektron is kan ofwel veel of weinig kinetische energie opnemen.

Bij een elektron in een energieput kan het elektron niet alle energieën hebben maar alleen heel bepaalde energie


Op zaterdag 19 mei 2018 om 21:40 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,

Ik begrijp som 22 en 23 van onderstaand examen niet. Hoe kom ik op deze redeneringen? Waar moet ik beginnen?
https://static.examenblad.nl/9336108/d/ex2008/800025-1-023o.pdf
https://static.examenblad.nl/9336108/d/ex2008/800025-1-023c.pdf

Ik hoor het graag van u!

Erik van Munster reageerde op zaterdag 19 mei 2018 om 22:40
In de opgave staat dat je het model van een opgesloten deeltje moet gebruiken (het onderwerp van deze videoles). Hierbij kan een deeltje maar een paar bepaalde energieen hebben vandaar dat je alleen een paar afzonderlijke pieken ziet in figuur 13. Volgens de formule is de energie evenredig met n^2. Dit betekent dat de energie van het tweede niveau 4 keer zo groot (2^2) is als de energie van het eerste niveau en dat de energie van het derde niveau 9 keer zo groot is (3^2). De verhoudingen van de energieen zijn dus 1 : 4 : 9.

De laagste energie in fig 13 is 0,04 eV. Het volgende piek zou dan bij 4*0,04 = 0,16 eV moeten liggen en dat klopt. De volgende piek zou bij 9*0,04 = 0,36 eV moeten liggen en dat valt buiten het bereik van de grafiek vandaar dat er maar twee op staan.

Erik van Munster reageerde op zaterdag 19 mei 2018 om 22:43
Bij vraag 23: Kun je het beste even vormen van de golffuncties van opgesloten deeltjes in deze videoles bekijken. Als alle elektronen in het laagste niveau zouden zitten (n=1) zou de golffunctie een halve sinus moeten zijn met in het midden een berg. Dat is het niet.

Als ze in het eerstvolgende niveau zouden zitten (n=2) zou het een symmetrische sinus met twee "bergjes" moeten zijn met in het midden een dal. Ook dat is het niet.


Op zondag 25 mrt 2018 om 15:12 is de volgende vraag gesteld
Waarom neemt de bewegingsruimte van het deeltje toe, als de totale energie groter wordt?

Erik van Munster reageerde op zondag 25 mrt 2018 om 20:33
Dat hangt er vanaf wat de situatie is. Gaat dit over een opgesloten deeltje of over een vrij deeltje? Bedoel je met totale energie de energie van het deeltje op een bepaald energieniveau?


Op maandag 5 mrt 2018 om 16:31 is de volgende vraag gesteld
Is het foton dat geabsorbeerd wordt bij het verspringen van energieniveaus in fase met de golf?

Erik van Munster reageerde op maandag 5 mrt 2018 om 16:52
Als je met "de golf" de golffunctie van het elektron bedoeld dat van niveau wisselt: Nee, het foton is hier niet mee in fase. Het is ook wat anders: Het ene hoort bij het elektron en is een ingewikkelde functie rond een atoomkern. Het andere is de golf van een foton en dat is een "gewone" sinusvormige, zich rechtlijnig voortplantende golf.


Op maandag 20 nov 2017 om 15:33 is de volgende vraag gesteld
Waar komt de 8 in de formule voor En vandaan? (8m)

Erik van Munster reageerde op maandag 20 nov 2017 om 16:00
De '8' in de formule volgt vanzelf als je afleidt wat de energie moet zijn. Het is een hele rekenpartij als je het zelf wil afleiden:

Voor de energie geldt. E = p^2 / 2m (volgt uit de formules voor impuls en kinetische energie)

Als je hier de formule van de Broglie (p = h/lambda) invult volgt

E = h^2 / (lambda^2 *2m).

De golflengte is die van een staande golf in een ruimte met lengte L. Hiervoor geldt dat er precies een héél aantal halve golven in past. Er geldt dus L = 0,5*n*lambda. Voor de golflengte volgt hieruit:

lambda = L /(0,5*n)

Als je dit invult in bovenstaande formule voor de energie volgt

E = h^2 / (L /(0,5*n)^2 *2m).

E = h^2 / (L /(0,25*n^2) *2m)

E = h^2 / (4L /n^2 *2m)

E = h^2 / (8mL /(n^2)

E = n^2 * h^2 / 8mL

zo dus...


Op dinsdag 11 apr 2017 om 10:02 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,

De golflengte tussen een knoop en een buik is toch altijd 1/4 λ.
Waarom is deze afstand nu 1/2λ geworden?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 11 apr 2017 om 10:58
Hoi Suzanne,

Klopt, de afstand tussen een knoop en de naastliggende buik is 1/4 λ. Maar...bij n=1 heb je achtereenvolgens een knoop aan de ene kant, een buik (in het midden), een knoop aan de andere kant. Bij elkaar dus:

K B K

Dit is twee keer de afstand knoop-buik en dus in totaal een lengte van 1/2 λ. Vandaar.

Groetjes,

Erik


Op zaterdag 8 apr 2017 om 17:41 is de volgende vraag gesteld
Hoe komt het dat de Ek groter wordt naarmate de bewegingsruimte afneemt?
((((Ik dacht eerder dat het deeltje niet genoeg ruimte heeft om snelheid op te bouwen?/?)))

Erik van Munster reageerde op zaterdag 8 apr 2017 om 20:30
Als je er van uitgaat dat het echt een bewegend deeltje is dat heen en weer stuitert dan zou je dit inderdaad kunnen denken.

Maar een opgesloten deeltje blijkt zich niet als deeltje maar als golf te gedragen met compleet andere regels die niets meer te maken hebben met een heen en weer stuiterend deeltje. Een van de eigenschappen dat de energie hoger is naarmate de afmeting van de put kleiner worden.


Op donderdag 30 mrt 2017 om 19:06 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Ik had van mijn eigen natuurkunde docent een tekening gekregen waarin eigenlijk stond dat je voor de L in de formule de omtrek van de put moet nemen ipv de breedte. Kan je zo'n put ook zien als een soort trapsysteem die driedimensionaal is en uit cirkels bestaat?

Erik van Munster reageerde op donderdag 30 mrt 2017 om 20:03
Je kunt allerlei soorten putten bedenken: In twee dimensies, in drie dimensies, met trappen erin, of schuin oplopend. Belangrijk om te onthouden is dat de formule En = n2h2/8mL2 geldt voor een denkbeeldige één-dimensionale put met oneindig hoge recht-omhoogstaande wanden.

Bij alle andere soorten putten heb je eigenlijk een andere formule nodig en kun je deze formule alleen als benadering gebruiken. Als je zo'n andere put tegenkomt zal er altijd uitleg in de opgave staan hoe je hiermee moet omgaan.


Op zondag 26 mrt 2017 om 18:23 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,

Waarom mag je bij vraag drie de formule 2*L/n eigenlijk niet gebruiken?

Erik van Munster reageerde op maandag 27 mrt 2017 om 08:48
Met 2*L/n bereken je de golflengte die bij het opgesloten deeltje hoort, niet de golflengte van het foton wat nodig is. De golflengte van het foton hangt af van de energie. En voor de energie van het deeltje heb je de formule En = n^2h^2/8mL^2 nodig.

Op maandag 27 mrt 2017 om 10:32 is de volgende reactie gegeven
Ah vandaar, bedankt!


Op zaterdag 18 mrt 2017 om 14:41 is de volgende vraag gesteld
Hoi Erik,
ik kom niet uit de derde vraag van test jezelf, ook niet met toelichting. Welke formule heb ik nodig om dit te kunnen berekenen?

Erik van Munster reageerde op zaterdag 18 mrt 2017 om 15:14
Het gaat over deeltje opgesloten in een put. Voor energieniveaus in een put geldt:

E = n^2 * h^2 * / 8*m*L^2

(formule staat ook op deze pagina hierboven onder het kopje "Formules")

Bij opgave 3 van test-jezelf gaat het niet om de energie op zich maar om het verschil in energie tussen twee niveau's. In dit geval tussen n=1 en n=2. Als je dit energie verschil eenmaal weet kun je met E=hc/λ uitrekenen wat de bijbehorende golflengte is.

Hoop dat je hier iets verder mee komt...

Op zaterdag 18 mrt 2017 om 15:31 is de volgende reactie gegeven
Jaa, het is gelukt! Dankuwel!


Op zaterdag 4 mrt 2017 om 15:49 is de volgende vraag gesteld
In de examenbundel staat een pilotexamen 2012-2 pilot. vraag 22. Er wordt gevraagd de lengte L van de energieput te berekenen. gegeven is de golflengte 550 nm. Volgens ons klopt het antwoord niet. Er wordt in het antwoord gezegd dat Ef=E2-E1 waarbij Ef is energie geabsorbeerd foton, E2 is energie in de eerste aangeslagen toestand en E1 is energie in de grondtoestand. Daar begint ons probleem. Immers de energie in de grondtoestand is 0. of niet ?
Onze oplossing is dan ook Ef = E 2 en L reken je dan gewoon uit door de gegevens in te vullen in de formule uit binas 35E4 "deeltje in doosje model" en dan kom je op een waarde van 8.16847337 x 10 tot de min 10 (onafgerond). Maar de vraag is eigenlijk; Is de energie in de grondtoestand 0 en kan je daarom het volgende gewoon doen; Stel energie golflengte gelijk aan binas 35E4 "deeltje in doosje model" en niet energie golflengte is toestand 2 minus toestand 1.

Alvast Bedankt.

Ed

Erik van Munster reageerde op zaterdag 4 mrt 2017 om 18:16
Dag Ed,

Nee, in de kwantummechanica is de energie in de grondtoestand niet nul. De laagste mogelijke energie in een energieput is de toestand met n=1. Alle energieën zijn dus ook ten opzichte van dit niveau.

(Overigens is een energie van nul in de quantumtheorie theoretisch onmogelijk: Zie de videoles nulpuntsenergie)

Op maandag 6 mrt 2017 om 08:52 is de volgende reactie gegeven
Waarom staat dan op pagina 21a binas bij N =1 0,0000 Ev. Deze waarden moet je soms ook gebruiken bij een rekenvraag over de enregienivo's en dan moet is in die tabel kijken bij nivo n=1 en n = 2 en moet je met het energieverscil van 10,2002 dat je dan vindt verder rekenen met de formule van deeltje in doosje. Ik weet nu niet meer wanneer ik op een examen wel de waarden uit die tabel moet gebruiken en wanneer niet ?
Het spijt me dat ik u nogmaals hierover lastig val, maar ik begrijp dat echt niet en ik ben niet de enige, want ik heb het overlegd met verschillende mensen en die snappen de uitleg van de examenvraag wel ( ik ook wel), maar als we vervolgens de redeniering volgen die ik volg, dan zien ze ook de discrepantie daartussen en snappen ze ook niet meer waarom het zo moet.

Alvast bedankt,

Ed Niessen

Erik van Munster reageerde op maandag 6 mrt 2017 om 10:51
Dag Ed,

BINAS tabel 21A gaat over het waterstofatoom en niet over een deeltje in een doosje maar ik snap je punt. Bij n=1 staat in deze tabel inderdaad een energie van 0,0000 eV. Maar je ziet in de kolom helemaal links ook bij n=1 staan -13,6 eV. Dat dit niks uitmaakt heeft ermee te maken dat je eigenlijk nooit kijkt naar de energie maar naar het VERSCHIL in energie tussen twee niveau's. Het gaat namelijk om de overgangen. Voor het energieverschil maakt het namelijk niks uit wat je precies 0 noemt. Bij de linkerkolom hebben ze het ionisatie niveau nul genoemd. Bij de kolom rechts daarvan hebben ze het grondniveau hebben ze n=1 nul genoemd.

Inderdaad verwarrend maar niet als je er altijd rekening mee houdt dat het gaat om het VERSCHIL tussen het ene niveau en het andere. Dan maakt het namelijk niet uit wat je als de nul definieert.

Groetjes,

Erik

Op maandag 6 mrt 2017 om 13:48 is de volgende reactie gegeven
Duidelijk. Dus altijd uitgaan van een verschil. Bedankt,

Ed


Op dinsdag 28 feb 2017 om 16:11 is de volgende vraag gesteld
Hoi Erik,?
hoe weet je wanneer een energieniveau niet mogelijk is?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 28 feb 2017 om 17:18
Dag Ouassima,

Bij een energieput (waar deze videoles over gaat) geldt dat alle energieën die NIET gelijk zijn aan En = n2h2/8mL2 niet mogelijk zijn. Alleen de energieën die aan de formule voldoen zijn toegestaan.


Op dinsdag 17 mei 2016 om 10:11 is de volgende vraag gesteld
Hallo Eric,

In een opdracht in het aangepaste examen van 2013-II stond een opdracht met een grafiek met horizontaal de energie in elektronvolt en verticaal de bezettingskans. Wat wordt er precies bedoeld met bezettingskans?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 17 mei 2016 om 11:39
Bezettingskans is de waarschijnlijkheid dat een deeltje zich ergens bevindt (een plaats 'bezet' houdt). Bij quantumdeeltjes is het zo dat ze zich nooit op een bepaalde plaats bevinden maar dat er een kasnverdeling is.

Er zal vast wel meer uitleg in de opgave zelf staan, maar ik kan de opgave zelf niet vinden. Als je meer wil weten kun je me de opgave zelf ook mailen hoor.


Op donderdag 7 apr 2016 om 14:24 is de volgende vraag gesteld
Hallo Eric,

Is het deeltje in een energieput hetzelfde als een deeltje in een eendimensionale doos? Of zijn er nog verschillen?

Erik van Munster reageerde op donderdag 7 apr 2016 om 14:39
Het lijkt op elkaar maar met een deeltje in doosje wordt een energieput bedoeld met oneindig hoge wanden. Het deeltje kan er namelijk echt niet uit ontsnappen.


Op zaterdag 19 mrt 2016 om 12:42 is de volgende vraag gesteld
Hoi Eric,
In het filmpje is te zien dat n=1 zich boven in de put bevindt. In een energieniveauschema (van bijvoorbeeld waterstof) is te zien dat het punt n=1 zich juist dicht bij de kern bevindt met een energie van -13,60. Hier lijkt n=1 dus het verst van de ionisatie energie af te zitten ipv het dichts bij de uitgang van de put. Hoe staat dit in verband met elkaar?

Erik van Munster reageerde op zaterdag 19 mrt 2016 om 16:54
Dag Yannick,

Dat de verschillende golven boven elkaar staan is alleen om te laten zien hoe iedere golfvorm in de punt past. Dat n=1 hier bovenaan staat is omdat ik nu eenmaal begonnen ben met n=1, daarna n=2 etc... De hoogte heeft hier dus niks met de energie te maken.

Qua energie is het inderdaad zo dat de energie bij n=1 het laagst is (-13,6eV), bij n=2 hoger (-3,4 eV), bij n=3 nog hoger (-1,5 eV) etc...


Op dinsdag 9 feb 2016 om 04:26 is de volgende vraag gesteld
Aan een vrij deeltje mochtenwe een golffunctie toekennen. Mogen we dat toch doen bij een waterstof elektron ofschoon deze niet vrij is maar onderhevig is aan electrische krachten van de kern?
Alvast bedankt voor het antwoord Eric

Erik van Munster reageerde op dinsdag 9 feb 2016 om 07:50
Jazeker. Ook een elektron in een waterstofatoom heeft een golfunctie. Alleen ziet deze golffunctie er heel anders uit dan die van een vrij deeltje. De golffunctie van een opgesloten deeltje gaat naar 0 op plaatsen waar het deeltje niet kan komen.