Op zaterdag 19 jun 2021 om 17:55 is de volgende vraag gesteld
Ik snap de ohmse weerstand en niet ohmse weerstand niet?
Erik van Munster reageerde op zaterdag 19 jun 2021 om 18:15
Enige verschil tussen ohms en niet-ohms is dat bij een ohmse weerstand R constant is en bij een niet-ohmse weerstand niet.
Stel: bij een Ohmse-weerstand loopt er bij een spanning van 6,0 V een stroom van 2,0 A. Je weet dat dat de weerstand dan R=U/I = 6,0/2,0 = 3,0 Ω is. Bij een ohmse weerstand is dit dan bij elke spanning zo. Bij 0,004 V, 12V, 2000V of wat voor spanning dan ook: de weerstand is en blijft 3,0 Ω.
Bij een niet-weerstand is dit niet zo e is de weestand bij verschillende spanningen anders.
Op maandag 30 mrt 2020 om 13:35 is de volgende vraag gesteld
maar als de stroomsterkte daalt, daatlt de spanning ook toch?
Erik van Munster reageerde op maandag 30 mrt 2020 om 19:18
Als de stroomsterkte die ergens door loopt daalt komt doordat
1) De spanning afneemt
of
2) De weerstand toeneemt
Stroom moet je zien als een gevolg van de spanning. Je kunt de spanning dus gebruiken om meer of minder stroom te laten lopen ergens doorheen.
Misschien heb je op school ook wel practicum gehad over elektrische schakelingen. Je gebruikt daarbij een kastje waarop je met een knop de spanning kunt regelen. Er zit geen knop op om 'stroom te regelen'. Met de spanning bepaald je hoeveel stroom er uiteindelijk gaat lopen.
Op donderdag 25 apr 2019 om 18:51 is de volgende vraag gesteld
Hoe bereken je dan de weerstand bij niet Ohmse weerstanden?
Erik van Munster reageerde op donderdag 25 apr 2019 om 19:31
Bij niet Ohmse weerstanden bereken je R op precies dezelfde manier:
R = U/I
Het verschil met Ohmse weerstanden is dat R niet constant is en dat je bij een andere spanning een andere weerstand zal vinden. Maar de berekening is hetzelfde.
Op dinsdag 27 mrt 2018 om 18:00 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Als je feller licht wil krijgen in bijvoorbeeld een leeslamp, draai je dan juist een LED met een kleine of grote weerstand in de lamp? Met andere woorden hangt de felheid van het licht af van de hoeveelheid stroom of hoeveelheid spanning?
Ik hoor het graag van u!
Erik van Munster reageerde op dinsdag 27 mrt 2018 om 18:31
Als je een lamp op het stopcontact of op een batterij aansluit ligt de spanning vast. Bij het stopcontact is de spanning 230 V, bij een batterij de batterijspanning. Dit betekent dat U niet verandert en voor elke lamp hetzelfde is.
De stroom kan wél verschillen per lamp. Door een lamp met een kleinere weerstand loopt meer stroom dan door een lamp met een hogere weerstand. Een lamp met een kleinere weerstand zal dus ook feller branden.
Dus: De felheid van een lamp hangt af van de stroom (I) en niet de spanning (U). Door een lamp met kleine R te kiezen kun je veel stroom laten lopen en heb je een fellere lamp.
Op zondag 4 sep 2016 om 11:27 is de volgende vraag gesteld
Hallo Erik,
Als de weerstand toeneemt daalt de stroomsterkte.
Maar het stroomverbruik bij grote weerstanden neemt toe.
In welke formule zie ik dat nu terug?
Dank
Jan Walter
Erik van Munster reageerde op zondag 4 sep 2016 om 12:29
Als de weerstand toeneemt daalt de stroomsterkte door die weerstand mits (en dat is hier wel belangrijk) de spanning over die weerstand gelijk blijft. In formulevorm:
I = U/R
Dat wil zeggen dat als je in een schakeling een weerstand verhoogt waarbij je de spanning gelijk laat er minder stroom door die weerstand zal lopen.
(Bij "het verbruik" gaat het niet om de stroom maar om het vermogen wat door iets verbruikt wordt. Ook hiervoor geldt dat, bij gelijke spanning, een weerstand minder vermogen gebruikt als de weerstand toeneemt en dus ook minder warm wordt)
Op zondag 4 sep 2016 om 12:32 is de volgende reactie gegeven
Maar het is toch zo dat apparaten met grote weerstand, bv een wasmachine, veel stroom gebruiken?
Erik van Munster reageerde op zondag 4 sep 2016 om 13:00
Door apparaten die veel energie verbruiken loopt inderdaad meer stroom. Maar de weerstand is juist laag: daarom loopt er zoveel stroom door. De weerstand van een wasmachine is dus LAGER dan de weerstand van een telefoonlader.
Je kunt het ook zo zien:
Als je niks op een stopcontact aansluit is er eigenlijk een oneindig hoge weerstand. De stroom is 0 en er wordt niks verbruikt.
Als je kortsluiting maakt en de twee polen van het stopcontact rechtstreeks rechtstreeks verbindt is de weerstand vrijwel 0 en maak je kortsluiting. Er loopt dan heel veel stroom (tot de stoppen doorslaan) en het verbruik is eventjes heel hoog.
Op zondag 4 sep 2016 om 13:06 is de volgende reactie gegeven
Het kwartje is gevallen! Ik dacht dat een lampje van 50 Watt een grotere weerstand had dan een van 30 Watt, maar Watt is een maat voor gebruik en niet voor weerstand. Veel dank!
Op maandag 30 nov 2015 om 17:35 is de volgende vraag gesteld
hoe moet ik dan rekenen met gegevens als ik met een lampje te maken heb dus als er geen constante weerstand is?
Erik van Munster reageerde op maandag 30 nov 2015 om 19:10
Dag Roderick,
Je kunt de wet van Ohm gewoon gebruiken, ook bij een niet-ohmse weerstand. Als je de stroom (I) en spanning (U) weet kun je bijvoorbeeld de weerstand (R) uitrekenen met R = U/I
Het enige dat je in de gaten moeten houden is dat de weerstand niet constant is en bij een andere spanning R anders is.
[Voor een voorbeeld van rekenen met niet-ohmse weerstanden kun je kijken bij de oefenopgaven over Elektrische Schakelingen" (via "Oefenen" hierboven) Opgave 8 "Gloeilampje" gaat over niet-Ohmse weerstanden.]
Op zondag 18 mei 2014 om 12:11 is de volgende vraag gesteld
Als je de formule U=I*R hebt dan geldt toch juist dat voor een hogere R de U ook groter moet worden of de I kleiner? Omdat de de 2 helften gelijk moeten blijven aan elkaar. Hoe kan het dan dat bij een grotere R toch de U kleiner wordt? Ik kan wel beredeneren dat met een hogere R er meer spanning wordt tegengehouden maar kan het niet verklaren a.d.h.v de formule..
Erik van Munster reageerde op zondag 18 mei 2014 om 13:23
Als je de stroom (I) constant is, is bij een grotere weerstand (R) de spanning (U) ook hoger. Je hebt meer spanning nodig om door een grotere weerstand dezelfde stroom te laten lopen.
In het geval waar jij het over hebt (kleinere U bij grotere R) is er waarschijnlijk wat anders aan de hand. Je moet dan echt even naar de schakeling zelf kijken om te zien wat er aan de hand is en wat er precies bedoeld wordt, je hebt namelijk meerdere spanningen, stromen en weerstanden.
Zie ook de videolessen "Serieschakelingen" en "Parallelschakelingen"
Op zaterdag 18 jan 2014 om 00:33 is de volgende vraag gesteld
Klopt het wel dat bij het plaatje in dit filmpje (na 50 seconde zichtbaar)de onderste lijn een U/I verhouding beschrijft die zorgt voor een niet zo'n grote weerstand? Ik dacht juist dat het andersom was, omdat je bij de bovenste lijn een grotere waarde van I hebt bij dezelfde waarde van de spanning, toch?
Erik van Munster reageerde op zaterdag 18 jan 2014 om 12:26
Dag Ewoud,
Je hebt gelijk: Bij een hogere weerstand wordt er meer stroom tegengehouden en loopt er dus minder stroom. De onderste grafiek is dus inderdaad voor een hoge weerstand (weinig stroom) en de bovenste lijn is voor een lage weerstand (veel stroom).
Ik zeg het volgens mij ook inderdaad net andersom in de video. Excuses voor de verwarring.
Op vrijdag 18 okt 2013 om 12:17 is de volgende vraag gesteld
Als je bij een lampje niet de wet van Ohm mag gebruiken, Hoe moet je dan de weerstand berekenen of welke formule moet je daarvoor gebruiken?
Erik van Munster reageerde op vrijdag 18 okt 2013 om 14:55
De weerstand kun je altijd (ook bij een lampje) berekenen met R=U/I alleen is deze R NIET constant: Bij andere stromen en spanningen is de weerstand anders.
Hoe je R kunt berekenen als je U en I niet weet hangt van de vraag af. Vaak staat bij vragen over niet-ohmse weerstanden een grafiek met spanning en stroom waaruit je U en I kunt aflezen en zo R kunt berekenen.
Op maandag 19 aug 2013 om 01:52 is de volgende vraag gesteld
Ik ben een beetje in de war na het maken van een examenopgaven . (2013 tweede tijdvak) bij vraag 11 moet je berekenen hoeveel warmte er door een snoer heen gaat. ik deed U*I in plaats van I^2*R. voor U*I vulde ik 2.1*20 in. wat heb ik hier fout gedaan? de links van de opgave en de correctievoorschrifT:
http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvi7dmy3fq6u9_n11vg41h1h4i9qe/vja0ltx8fzhf/f=/bestand.pdf
http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvi7dmy3fq6u9_n11vg41h1h4i9qe/vja0ltx8fzhh/f=/bestand.pdf
Erik van Munster reageerde op maandag 19 aug 2013 om 10:25
Je kunt ook P=U*I gebruiken maar je moet hier dan wel de U en I door snoer 1 invullen.
Voor I geldt dat de stroom door snoer 1 hetelfde is als de stroom door de hele schakeling.
Voor U geldt dit niet: De spanning over de totale schakeling is 2,1 V maar de spanning over snoer 1 is maar een deel hiervan. Met de wet van Ohm kun je de spanning over snoer 1uitrekenen. U=I*R = 20*0,023 = 0,46 V.
Als je U=0,46V en I=20A invult in P=U*I kom je op het goede vermogen.
Op maandag 19 aug 2013 om 15:49 is de volgende reactie gegeven
Waarom geld voor I dat de stroom door de schakeling overal hetzelfde en voor U dat de spanning per snoer anders kan zijn?
Erik van Munster reageerde op maandag 19 aug 2013 om 15:57
Dat zie je als je de stroom uit de batterij volgt: Alle stroom die uit de batterij stroomt gaat eerst door snoer 1 heen.
(Er zitten wel aftakkingen in de schakeling waarbij de stroom wordt opgedeeld, maar deze zitten pas verderop in de schakeling).
Erik van Munster reageerde op maandag 19 aug 2013 om 15:58
Voor de spanning geldt: Snoer 1 staat in serie met andere onderdeln van de schakeling. Voor dingen die in serie staan geldt dat de totale spanning zich opdeelt.
Op maandag 19 aug 2013 om 18:35 is de volgende reactie gegeven
Wanneer wordt de stroom over een schakeling verdeeld?
Erik van Munster reageerde op dinsdag 20 aug 2013 om 14:27
Als er ergens een splitsing zit (dwz als er componenten parallel staan). De stroom zal zich dan bij de splitsing vetakken. Een deel van de stroom gaat langs de ene tak de rest gaat langs de andere tak.
zie ook de videoles "parallelschakeling"
Op donderdag 8 aug 2013 om 13:46 is de volgende vraag gesteld
Bij een lampje mag je de wet van ohm dus niet toepassen. ook niet als er staat dat de weerstand door een lamp met 100 ohm is , en de spanning ook gegeven is (waarmee ik dan de stroomsterkte kan uitrekenen) ?
Erik van Munster reageerde op donderdag 8 aug 2013 om 14:15
Ja, hoor. De wet van Ohm geldt ook voor lampjes. Als de weerstand (R) en de spanning (U) gegeven zijn kun je met de wet van Ohm dus gewoon de stroom door het lampje uitrekenen.
Maar pas op: Deze weerstand is bij een lampje niet constant. Als de spanning verandert, verandert ook R. Je kunt de stroom dus alleen uitrekenen bij deze spanning. Bij een andere spanning is er ook een andere weerstand.
Op woensdag 8 mei 2013 om 08:12 is de volgende vraag gesteld
Hoe kan het dat als de temperatuur in het lampje stijgt de weerstand dan groter wordt?
Erik van Munster reageerde op woensdag 8 mei 2013 om 11:17
Temperatuur is eigenlijk een maat voor de beweging van de moleculen in een stof. In een vaste stof zitten de moleculen en atomen vast op hun plaats. Ze kunnen dus alleen snel bewegen door heen en weer te trillen. Als de temperatuur van een gloeidraad in een lampje stijgt trillen de moleculen dus veel sneller. De elektronen hebben meer moeite om door deze trillende moleculen heen te komen. Dit betekent dat er minder stroom zal lopen en dus dat de weerstand stijgt.