Maak onderstaande meerkeuzevragen, klik op 'nakijken' en je weet meteen de uitslag.
Als je één of meer vragen fout hebt moet je de videoles nog maar eens bekijken.
Eerder gestelde vragen | Lenssterkte
Op donderdag 30 mrt 2017 om 17:20 is de volgende vraag gesteld
Ik kreeg laatst de volgende oefenopgave, maar snap nog niet helemaal hoe je die uitrekent:
Jan heeft een voorwerp van 2,0 cm hoog en een lens met een lenssterkte van 6,5 dpt. Hiermee projecteert hij een beeld van 8,0 cm hoog op een scherm. Bereken de voorwerpsafstand en de beeldafstand.
Ik had de beeldafstand berekent, 0,153846154m, maar veel verder kom ik niet echt (:'
Ik hoop dat u mij kan helpen, alvast bedankt!
Erik van Munster reageerde op donderdag 30 mrt 2017 om 19:55
Is best een lastige som want je weet de beeldafstand (b) én de voorwerpsafstand (v) niet. Je weet wél de lenssterkte dus je kunt wel de lenswet opschrijven:
1/b + 1/v = 6,5
Je weet dat het beeld 4x zo groot is als het voorwerp dus de vergrotingsfactor N = 4. Uit de formule voor vergroting weet je dus:
b/v = 4
Je hebt nu twee vergelijkingen met twee onbekenden (b en v). Misschien heb je bij wiskunde geleerd hoe je dit oplost maar zo niet: Je schrijft eerst de tweede vergelijking om tot b = 4*v. Vervolgens vervang je in de eerste vergelijking b door 4*v:
1 /4v + 1/v = 6,5
Breuken met een niet-gelijke noemer kun je alleen optellen als je eerst de noemers gelijk maakt. We vermenigvuldigen eerst teller en noemer van 1/v met 4:
1/4v + 4/4v = 6,5
5/4v = 6,5
5/4 = 6,5*v
v = 5/(4*6,5) = 0,19231 m
We hadden eerder gezie
Op donderdag 17 nov 2016 om 13:55 is de volgende vraag gesteld
Hoe kan je de het nabijheidspunt berekenen als je weet dat haar bril - 2.5 dpt is, en dat haar nabijheidspunt zonder bril 20cm is?
Erik van Munster reageerde op donderdag 17 nov 2016 om 14:40
Dag Inayatullah,
Dan moet je je afvragen: Op welke afstand moet een voorwerp staan zodat het wordt afgebeeld op een afstand van 20 cm vóór de bril?
Je weet dat de lenssterkte -2,5 dpt is. Voor de brandpuntsafstand geldt dus f = 1/-2,5 = -0,40 m.
Voor b vul je -0,20 m want het is een virtueel beeld wat vóór de lens valt. De vraag is: Wat is v?
De lenswet is 1/f = 1/v + 1/b. Hieruit volgt
1/v = 1/f - 1/b
Invullen van f en b geeft
1/v = 1/-0,40 - 1/-0,20
1/v = -2,5 - -5,0 = +2,5
v is dan dus 1/2,5 = 0,40 m.
Het nabijheidspunt gaat dus van 0,20 cm naar 0,40 cm en komt dus verder weg te liggen.
Hoop dat je hier iets verder mee komt...